Van de vijf elementen zijn water en vuur in de geschiedenis van Dordrecht het meest bepalend geweest. Als oudste stad van Holland danken we grote welvaart aan onze strategische ligging aan de waterwegen, maar vormt hoogwater ook een probleem voor onze veiligheid. En wat te denken van de stadsbranden, die regelmatig een deel van de stad in de as legden? In deze rubriek nemen we je mee langs een aantal grote en kleine rampen in de geschiedenis van de stad, waarbij Dordrecht het onderspit moest delven in de strijd tegen de elementen.

 

 

1

De Sint-Elisabethsvloed en de Watersnoodramp

De Sint-Elisabethsvloed van 1421 veranderde het landschap in de omgeving van Dordrecht ingrijpend. Tijdens een stormvloed in de nacht van 18 op 19 november, de naamdag van de heilige Elisabeth, houden de dijken (die slecht waren onderhouden vanwege jarenlang politiek gekonkel) het niet meer. De Grote Waard komt onder water te staan en ruim dertig dorpen verdwijnen door het woeste water. Rondom Dordrecht ontstond een open zee, waardoor het stapelrecht waaraan de stad zijn rijkdom had te danken letterlijk kon worden omzeild. De ramp markeert het einde van de ‘gouden eeuw’ van de stad, waarbij Dordrecht blijvend de koppositie in de Hollandse economie verloor. Ook de vorming van de Biesbosch, met kreken en riet, is een gevolg van de Sint-Elisabethsvloed. Het zal bijna vier eeuwen duren totdat het eiland van Dordrecht weer helemaal ingepolderd is. Ook in de eeuwen die volgden is de strijd met het water voor een eiland als Dordrecht actueel. Zo heftig als tijdens de Watersnoodramp van februari 1953 werd het nooit meer. Toen stroomde het water aan de noordkant de stad in. Nog steeds zijn Dordtenaren beducht voor het water. Ieder jaar worden op de Voorstraat, de laagste zeedijk van Nederland, de vloedschotten getest voor het geval van een nieuwe overstroming.

Sint-Elisabethsvloed: Kopergravure waarin de dijkdoorbraak van de Grote Waard is afgebeeld.

2

De Stadsbrand van 1457 en de De Buytink-brand

In het huisje van Arjen Dankertszoon aan de Spuistraat breekt in juni 1457 brand uit. Dankertszoon probeert de brand eerst zelf te blussen, maar slaagde daar niet in. Ondertussen is hij veel te laat met het inseinen van hulp. Door de oostenwind slaat de brand snel over naar andere huizen. Uiteindelijk duurt de brand maar liefst vijf dagen.

De halve stad lag in de as. Het hele gebied tussen de Visstraat en de Grote Kerk werd verwoest. Er gaan bij de brand zo’n zeshonderd tot zevenhonderd huizen verloren, en zelfs het houtwerk van de Grote Kerk verschroeit. Stadsbranden kwamen in de middeleeuwen vaker voor, en door de dichte bebouwing en vanwege het feit dat alle huizen van hout waren verspreidde een brand zich snel. Arjen Dankertszoon vlucht de stad uit en wordt bij verstek veroordeeld vanwege zijn schuld aan de brand. Ook na 1457 komen stadsbranden nog regelmatig voor, zo wordt in 1568 de Nieuwkerk door vuur verwoest. Ook recent komen nog ingrijpende branden voor. De brand bij meubelwinkel Buytink op de Voorstraat in maart 1982 wordt al tijdens het blussen ‘de brand van de eeuw’ genoemd. Vermoedelijk door een gaslek staat het winkelpand snel in lichterlaaie. Zeven panden in de omgeving worden verwoest. De rookpluimen waren in de wijde omgeving te zien.

3

Het Rampjaar 1672

Het standbeeld voor de gebroeders Johan en Cornelis de Witt is een bekend monument voor twee van de grootste mannen uit de geschiedenis van de stad. Eigenlijk is het beeld een goedmakertje voor een zwarte periode uit de vaderlandse geschiedenis, waarbij Dordrecht een prominente rol speelt. Tijdens de zeventiende eeuw zijn er twee groepen die allebei denken te weten hoe de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden, zoals Nederland dan heet, moet worden bestuurd. Aan de ene kant had je de prinsgezinden, die vonden dat het land als een monarchie moest worden bestuurd door een stadhouder uit de familie van Oranje-Nassau, en aan de andere kant had je de staatsgezinden, die vonden dat Nederland een republiek moest zijn, geleid door regenten.

Johan en Cornelis waren machtige mannen uit die laatste stromingen. Tijdens het Rampjaar 1672 gaat in Holland alles mis wat er mis kan gaan. Er is oorlog met Engeland, Frankrijk en Duitse bisdommen, de economie zit door jarenlang oorlogsgeweld in een recessie en de vijandigheden tussen staatsgezinden en prinsgezinden komen tot een kookpunt. In de chaos van het Rampjaar wordt Cornelis de Witt beschuldig van het beramen van een moordaanslag op de stadhouder. Cornelis wordt gevangengezet in De Gevangenpoort in Den Haag, maar al vrij snel komen de rechters tot de conclusie dat er te weinig bewijs tegen hem is en ze laten hem gaan. Als Johan zijn broer komt ophalen uit de gevangenis, heeft zich buiten de poorten een woedende volksmassa verzameld. Wellicht waren ze opgejut door de stadhouder, door wat we nu ‘fake news’ zouden noemen.

De broers worden op een vreselijke wijze gelyncht, hun lichamen worden op z’n kop en opengereten opgehangen. Na hun dood ontstaat er een bloeiende handelen in lichaamsdelen van de broers, een stukje tong of een pink worden bij wijze van souvenir verhandeld. Al snel volgde schaamte over hoe Johan en Cornelis aan hun einde waren gekomen. Het standbeeld is een terecht eerherstel voor deze Dordtse slachtoffers van het Rampjaar.

Afbeelding Rampjaar: Lynchpartij op de Gebroeders de Witt.

 

4

Het bombardementop Dordrecht

Ieder jaar wordt op 24 oktober in het Park Merwestein een herdenking gehouden ter nagedachtenis aan de slachtoffers van het Engelse bombardement in 1944 waarbij naar schatting 59 Dordtenaren om het leven kwamen. Onder de slachtoffers waren ook veel kinderen van een aan de Vrieseweg gevestigde lagere school. Doelwit van de aanval was het Duitse hoofdkwartier dat in het park gevestigd was. De Villa Merwestein in het park was tijdens de oorlogsjaren een verblijfplaats van Duitse officieren. Het bombardement had in de omliggende buurten veel nevenschade tot gevolg, zo’n tweeduizend huizen raakten beschadigd. In het gebied tussen de Transvaalbuurt en het Steegoversloot werd schade gerapporteerd. Dit kwam vooral door een gebrek aan precisie. Er werd lange tijd aangenomen dat het bombardement van de Royal Air Force succesvol was, maar een aantal jaar geleden bleek uit onderzoek dat de aanval op tijd doorgegeven was aan de Duitse legerleiding. De nazi’s hadden het park korte tijd voor de luchtaanval al verlaten. Waar ooit de villa stond, staat nu het monument ‘De levensboom’ van de Dordtse kunstenaar Hans Petri.

De Villa Merwestein in puin na het bombardement van 1944