Jan van Neerbos is belastingadviseur en partner bij Verstegen. Zijn uitgebreide kennis van het fiscale en civiele recht vertaalt hij graag naar bondig en praktisch (fiscaal) advies. Als het om complexe zaken gaat is Jan messcherp. In zijn vrije tijd beoefent hij een sport die ook precisie vergt: Japans zwaardvechten.

´Een zwarte band klinkt mooi, maar in de wereld van de martial arts is dat pas het begin van je training’


Normaal schrijf ik mijn columns over fiscale zaken maar voor een editie 078MGZN over doelen en ambities ontkom ik er niet aan over mijn doelen en ambities voor één van mijn hobby’s te schrijven: het Japanse zwaard.

Ongeveer negen jaar geleden stapte ik een dojang in Oude-Tonge (of all places) binnen voor mijn eerste les met het Japanse zwaard.
De stijl die daar beoefend werd was Chung Suk Kuhapdo. Een Koreaanse variant op de samoeraistijl, die in Japan wordt beoefend.
Die training kan ik me nog goed herinneren. Na een uurtje trainen met een houten zwaard van slechts 650 gram bleek de spierpijn in de handen en onderarmen na vijf dagen nog niet te zijn verdwenen.

In de jaren daarna heb ik gemiddeld twee keer per week met het zwaard getraind en na vijf jaar mocht ik op voor mijn eerste dan; in de volksmond de zwarte band. Het examen daarvoor duurt ongeveer
45 minuten waarin je aan één stuk door allerlei kata’s (looplijnen) moet laten zien. Een zwarte band klinkt mooi, maar in de wereld van de martial arts is dat pas het begin van je training. Je hebt dan laten zien dat je de basis beheerst. Vanaf dat moment moet je je techniek verder verfijnen en proberen de achterliggende gedachten steeds beter te begrijpen.

Het mooie van het zwaardvechten vind ik dat je de fysieke inspanning combineert met een geestelijke ontspanning. Je traint met name je core, bovenbenen en balans. Als ik het zwaard vast heb, dan ben ik binnen een paar seconden in een andere wereld. Door de focus op de kata’s en het verfijnen van mijn techniek merk ik niets meer van wat er om mij heen gebeurt.

Na het behalen van de eerste dan ben ik voor het eerst naar Zuid-Korea gegaan om daar te trainen met de Grootmeester en de Koreaanse meesters. Daar kwam ik er nog meer achter dat ik echt aan het begin stond van mijn ontwikkeling als zwaardvechter. Dat bleek niet alleen uit de correcties die ik op mijn techniek kreeg, maar ook uit de etiketten die je daar bijgebracht krijgt. Zo moest ik er bijvoorbeeld tijdens het eten met de Koreaanse meesters voor zorgen dat de glazen van iedereen gevuld bleven omdat ik de laagste dangraad had. Mijn eigen glas mocht ik niet inschenken; ik moest hopen dat iemand dat voor mij zou doen. Alles is daar hiërarchisch georganiseerd.

Medio april ga ik weer naar Zuid-Korea. Ik heb twee jaar terug mijn tweede dan behaald en het doel van deze trip is om mijn technieken beter te maken. Mijn uiteindelijke doel is om mijzelf in de toekomst meester in het Japanse zwaard te mogen noemen. De titel meester in de rechten kostte me ‘slechts’ vier jaar. Mijn (hopelijk) tweede meestertitel kost iets meer jaren. In de volgende editie van 078MGZN zal een reisverslag van mijn trip naar Zuid-Korea staan. Een podium voor mijn doel om het mooie van trainen met het Japanse zwaard aan een groter publiek te laten zien.